Ik heb een monster in mij zitten. Al dertig jaar. Mensen die mij goed kennen zullen zeggen: “Een monster? Oké, je kunt soms wat nors uit de hoek komen, maar een monster?!” Ik schreef ook dat er ín mij een monster zit, niet dat ik een monster bén.
Al dertig jaar voer ik een gevecht met een monster dat ik het O2-monster noem. Ik heb al heel wat wapens gebruikt in die dertig jaar maar het monster lijkt zich niet te laten uitroeien. Soms is hij een tijdlang weg. Dan duikt hij tijdelijk onder. Zodra ik opgelucht ademhaal en ik denk dat hij weg is, steekt hij de kop weer op.
Ik heb ook knokploegen van buiten ingeschakeld maar ook deze wisten dit hardnekkige monster niet om zeep te helpen. Pilletjes, gesprekken, goed bedoelde adviezen, wel graven, niet graven, uiteindelijk bleef het monster elke keer weer terugkomen.
Waarom? Hmm blijkbaar heeft hij het naar zijn zin bij mij ondanks dat ik hem verafschuw. Hij heeft mijn leven vanaf mijn 16e verpest, verknald, vergald. Ik heb me sinds hij er is nooit meer hetzelfde gevoeld en vraag me wel eens af of ik me ooit weer zal voelen als ervoor.
Het monster heeft ook veel van me afgenomen. Mijn vrijheid, mijn ambities, mijn dierbaren. Mensen waar ik van hield maar die niet (meer) de kracht cq liefde konden opbrengen om met mij mee te strijden tegen dit monster. Omdat zij ervan overtuigd waren dat dit monster misschien niet bestaat? Omdat zij dit monster anders zouden bestrijden? Omdat zij dit monster (nog) niet kennen? Omdat zij…. ach wat doet het er toe, het is nu eenmaal zo. Ik berust er in. Het monster smult er namelijk van wanneer ik me druk maak, zorgen maak of opwind. Dan trekt hij ter strijde en laat me voelen dat hij er nog steeds is. Wat zeg ik? Dan laat hij me voelen dat hij strijdbaarder is dan ooit om mij eronder te krijgen!
Toch heeft dit monster me ook veel gebracht. Als dit monster er niet was geweest dan was ik nooit voor mezelf begonnen. Dan had ik ‘gewoon’ een baan buitenshuis gehad. Dan hadden we niet in zo’n prachtig huis gewoond in zo’n prachtige omgeving. Dan was ik niet zó sterk geworden als ik nu ben. Ik kan veel, heel veel maar met mijn beperkingen. Ik ben niet bang (meer) om boodschappen te doen zoals in de beginjaren. Ik durf een druk winkelcentrum in zonder problemen. Ik durf alleen op de fiets weg en lekker te gaan fotograferen. Maar een ritje met de auto? Al is het maar een half uurtje van huis, ik heb er de grootste moeite mee. En waarom? Door allemaal spoken en beren die bij het monster horen.
Dit monster heeft in de volksmond de naam ‘Hyperventilatie’. En nu hoor ik je denken… “Oh maar dan adem je toch gewoon een paar keer in een boterhamzakje?” Was het maar zo simpel! Inmiddels is hyperventileren normaal voor me en heb ik geen gewone hyperventilatie maar chronische hyperventilatie. Wat zoveel betekent als continu verkeerd ademhalen. Dit verkeerde ademhalen zorgt ervoor dat er te veel zuurstof in je lijf komt wat voor heel veel onaangename klachten zorgt als misselijkheid, duizeligheid, diarree, wazig zien, hoofdpijn, pijn in je schouders, hartkloppingen en de waslijst is nog veeeeeeeel langer. Ik zal het je allemaal besparen.
Wat ik het allerergst vind is dat zoiets natuurlijks als je ademhaling je zo in de weg kan zitten. Dat het maar niet lukt om het onder controle te krijgen frustreert me meer dan ik in woorden kan vatten. Ik wil nog zoveel. Ik wil zo graag mijn rijbewijs halen. Mijn schoonvader beloofde me ooit alle lessen terug te betalen wanneer ik het haalde, als stimulans. Ik haalde mijn theorie, ik heb gelest tot die ene ochtend toen het achter het stuur ontzettend misging. Badend in het zweet stapte ik uit en beloofde mezelf na een scheldkanonnade van de rijinstructeur dit mezelf (en medeweggebruikers) nooit meer aan te doen.
Ik heb me voorgenomen nog één keer de strijd aan te gaan. Ik heb aankomende week een afspraak staan voor ademhalingstherapie. Ik wil nog één keer onder begeleiding kijken of ik dit monster voor eens en voor altijd het zwijgen op kan leggen. Waarom? Omdat ik een vechter ben. Ik geef niet op, nooit!